Verdraaidezelforganisaties

Veel organisaties stellen zich de vraag hoe ze het eigenaarschap kunnen teruggeven aan de professionals. Steeds vaker kiezen ze hierbij te gaan werken middels zelfsturende of zelforganiserende teams..

Maar in hoeverre leidt die keuze er toe dat er (weer) een structuuroplossing komt voor wat eigenlijk een dieperliggend probleem is? En wordt dan de vorm niet weer snel een doel op zich? Met dit artikel proberen we je via een aantal inzichten – en zes concrete handreikingen voor het ‘HOE’ – te behoeden voor de valkuilen die we op veel plaatsen zien ontstaan.

Deel 1 – De aanleiding

Een tijd terug reed een man met zijn auto een fietskelder in Eindhoven in omdat zijn navigatie hem dat van harte had aangeraden. Later las ik dat het huis van Henri en Tineke van Schaik uit Kockengen in de laatste zes jaar maar liefst vier keer is geramd door vrachtwagens – volgens Henri en Tineke ook als gevolg van navigatiesystemen – en eind juli 2015 besloot een automobilist op advies van zijn navigatie het treinspoor op te rijden… De auto kwam vast te zitten en toen er een trein naderde, kon de man weliswaar tijdig weg komen, maar raakten de auto en de trein zwaar beschadigd.

Welk effect heeft het gebruik van een TomTom nu op onze wakkerheid als weggebruiker? De Tomtom is een prachtig mooi en behulpzaam systeem. Maar tegelijkertijd zal iedereen herkennen dat het in ons ook iets een klein beetje in slaap doet vallen. We weten minder goed waar we zijn en we kijken iets minder oplettend naar de echte leefwereld om ons heen.

Dit voorbeeld staat niet op zichzelf. Het geeft iets weer over de menselijke natuur. Als mijn vijf jaar oude zoontje Jasper bij mij achterop de fiets staat en ik steun hem met mijn arm omdat er even wat bobbels in de weg zitten, dan gaat hij direct in mijn arm hangen. En andersom: zodra ik de steun langzaam maar zeker weghaal, gaat hij weer zelf actief staan.

Als het gaat om organisaties leidt dit mechanisme in de menselijke natuur tot de vraag: wat is het effect van steunstructuren op onze wakkerheid op werk?

De gemiddelde organisatie kent een aaneenschakeling van eindeloos veel steunstructuren. En inderdaad, ook daar zijn veel voorbeelden te vinden van steunstructuren die iets in de mens in slaap doen sukkelen.

Zo blijkt uit onderzoek dat het toevoegen van een extra controlefunctie aan het einde van het proces een direct negatief effect heeft op de controle-alertheid tijdens het proces. Ofwel: als ik weet dat er nog iemand na mij komt die ernaar gaat kijken, dan hangt het niet meer alleen van mij af en word ik minder oplettend.

Of doe eens mee in het volgende gedachte-experiment: zet zes mensen aan het werk – laat ze bijvoorbeeld een taart bakken – en kom dan halverwege dat proces binnen met iemand die je voorstelt als hun nieuwe leidinggevende. Wat gebeurt er met de taartbakkers? Die gaan afwachtend naar de leidinggevende kijken. En daarmee wordt direct het leiderschap in henzelf een klein beetje verkleind. Paradoxaal hoor: de interventie om meer leiderschap toe te voegen zou zomaar als effect kunnen hebben dat het leiderschap daardoor in de groep afneemt, zodat er uiteindelijk netto minder leiderschap in de gehele groep aanwezig is dan vóór de interventie.

Leve de systemen!
Steunstructuren en systemen kunnen enorm behulpzaam zijn. Zelf heb ik ze volop thuis: een aantal vaste rituelen voor de dag, kookboeken om lekkere maaltijden uit te kunnen maken, houdbaarheidsdata op de voedingsproducten, een brandmelder, een agenda om mijn afspraken in vast te leggen, een mappenstructuur om documenten in op te slaan en zo kan ik nog heel lang doorgaan. En dat is maar goed ook. Ik zou niet zonder willen of kunnen. Dus daar moeten we binnen organisaties ook helemaal niet naar streven.

Maar hoe mooi ik systemen en hulpstructuren ook vind, ik moet niet blind worden voor het feit dat ze óók iets deactiveren. Met een abstracte zin zou je kunnen zeggen dat: ieder systeem en iedere steunstructuur de eigenschap in de mens waarvoor ze een vervanging zijn als het ware in slaap sust. Ofwel: door mijn agenda onthoud ik zelf mijn afspraken minder, door de data op het pak leer ik zelf af te ruiken of het product vers is, door het ritueel stel ik minder de vraag wat op dat moment nodig is et cetera.

Voor een groot deel is het vertrouwen op systemen heel functioneel – zo kan ik simpelweg niet al mijn afspraken onthouden, of is het ondoenlijk om ’s nachts zonder brandmelder toch alert op brand te zijn. Maar inmiddels zijn we er in veel organisaties wel achter dat we de in slaap sussende kant van systemen en ondersteunende structuren volstrekt hebben onderschat. We komen op steeds meer plekken tot de conclusie dat we in organisaties veel te veel steunsystemen hebben ingeregeld en dat daardoor veel te veel van de wakkerheid in de organisatie waar die juist wél nodig is, is verdwenen.

Tijd voor verandering
Het teveel aan in slaap sussende systemen is een groot probleem. Want als we één ding nodig hebben bij de uitdagingen waar we als samenleving voor staan, dan zijn dat wel: wakkere professionals. Alleen met heel wakkere professionals kun je “meer kwaliteit tegen minder kosten“ bereiken. Alleen dan heb je professionals die kunnen inspelen op de variatie en onvoorspelbaarheid van verschillende situaties en die een steeds wisselende bijdrage kunnen leveren samen met burgers, klanten en ketenpartners.

Het is dus de hoogste tijd om te breken met de tijd waarin de regie grotendeels in de systeemwereld lag en heel kritisch te kijken naar al die steunstructuren die we de afgelopen twintig jaar hebben opgetuigd. We voelen dat allemaal aan. En in een reactie daarop gaan we dereguleren, snijden we in de staf en gaan we massaal over op zelforganiserende teams: want dat zet de taartbakkers weer in hun kracht! Dat maakt dat ze weer echt voor hun vak kunnen gaan staan en daar weer wakker in moeten zijn. Een begrijpelijke reactie en deels ook zeker waar. Maar…

Gaat onder die behoefte aan zelfsturing niet precies hetzelfde denken schuil als vroeger… Alleen nu gestoken in een nieuw jasje?

Deel 2 – De trend

verdraaide-organisaties

Zelforganisatie als antwoord
De laatste jaren zijn Marius Buiting en ik naar aanleiding van ons boek ‘Verdraaide organisaties’ bij tientallen organisaties geweest die bezig zijn met zelfsturende, zelforganiserende of resultaatverantwoordelijke teams. De energie die daarmee ontstaat is er in de regel een van enthousiasme en experimenteren en dat is prachtig – zelfs broodnodig.
Tegelijkertijd zien we ook een aantal valkuilen keer op keer terugkomen. Valkuilen die grote negatieve gevolgen kunnen hebben voor de burgers, cliënten of leerlingen, voor de medewerkers in de organisatie én voor de beoogde besparing die vaak gepaard zou moeten gaan met de omslag naar zelforganiserende teams.

In dit artikel geven we onze visie daarop, en we doen een zestal handreikingen om deze valkuilen te voorkomen.

Buurtzorg Nederland
Als je praat over zelforganiserende teams kun je eigenlijk niet om Buurtzorg Nederland heen. Er klinkt ook soms kritiek, maar oprichter en bestuurder Jos de Blok heeft het begrip zelforganisatie in Nederland op de kaart gezet en behaalt resultaten waar vele andere organisaties jaloers op zijn.

Een tijd geleden sprak ik Jos de Blok uitgebreid over zijn ideeën en over hoe Buurtzorg Nederland georganiseerd is. Ik was erg onder de indruk van zijn antwoorden en de consistentie in zijn denken. Als ik terugdenk aan wat hij zei, zou ik dat willen opdelen naar twee niveaus.

  • Het eerste niveau is het niveau van zijn visie. Zijn visie op cliënten, zijn visie op verpleegkundigen en verzorgenden en hoe hoog zij bijvoorbeeld wel of niet geschoold moeten zijn. Zijn visie op het stollen van rollen en daarmee laten ontstaan van machtsverhoudingen binnen teams. Zijn visie op kennisdeling en hoe dat vanzelf ontstaat als het mensen maar aan het hart gaat. Op wat organisaties in de weg staat, wat zorgkantoren goed en niet goed doen et cetera. Kortom: een visie op zoek naar de meest cruciale vraag die hem zelf als verpleegkundige bezighield in het organiseren van goede zorg: wat heeft een groep professionals werkelijk nodig om mensen die het thuis niet meer alleen redden, te kunnen ondersteunen?
  • Het tweede niveau is het niveau van de vorm. De vorm als manifestatie van zijn visie – en die is: zelforganiserende teams. Met daaraan toegevoegd tal van concrete vertalingen: Een groep van maximaal 12 mensen. Ze richten zichzelf als team op. Er is een ICT-systeem dat echt helemaal aansluit bij het primaire proces. Een productiviteitsnorm van 59% en veel tijd voor reflectie. Minimaal de helft hbo-geschoold et cetera.

Aan de ene kant hoorde ik dus een visie en een denkproces. Lastig grijpbaar en het vraagt best een hoop inzicht om die echt te doorgronden. En aan de andere kant een concept, een vorm, met concrete uitingen die veel beter pakbaar en zichtbaar zijn.

Pas op bij oversteken!
Laatst schreef ik in een nawoord van een boek – over een ROC dat zich mede geïnspireerd door ons boek Verdraaide organisaties anders is gaan organiseren – een andere kleine anekdote over mijn zoontje Jasper.

Jasper is vijf jaar en heeft onlangs zijn oversteekdiploma gehaald. Vlak nadat hij voor de test geslaagd was, liep ik met hem op mijn nek in het centrum van Den Bosch. Ik stak ergens een straat over.
“Hé! Papa!” riep Jasper verontwaardigd “Je keek niet!”
Omdat ik wel had gekeken of er wat aan kwam en dus wist dat het veilig was om over te steken, vroeg ik aan Jasper waarom hij dacht dat ik niet gekeken had: “Omdat je niet stil stond!” was zijn antwoord.

Ik probeerde Jasper uit te leggen dat ik al lopende om me heen had gekeken en dat ik daarom niet stil hoefde te staan, maar dat ging er bij hem niet in. Ik had niet goed overgestoken omdat ik me niet had gedragen naar de uiterlijke kenmerken van goed oversteken zoals hij deze op school geleerd had.

Een kind van vijf kun je wellicht het verschil tussen de vorm waarin iets gegoten wordt en de bedoeling en visie daarachter nog niet goed uitleggen. Maar ook hier gaat het om een menselijke eigenschap waarbij we vaak geneigd zijn te kijken naar de vorm en niet naar de bedoeling en de visie daarachter. We hebben liever een snel houvast. Dit is het grote probleem met het kwaliteitsmanagement bijvoorbeeld. Omdat iets van ISO, HKZ of INK moet, gaan we het doen. Dan gaan we de criteria langslopen zonder de geest achter die modellen te begrijpen. Een makkelijk houvast, maar het volgen van die criteria heeft als groot risico dat het ons ontslaat van het zelf vinden van hoe kwaliteit nu werkelijk tot stand komt, geborgd en verbeterd kan worden. Dit doet een groot appél ook op inspectieachtige instanties die soms net als Jasper behoorlijk op onze nek kunnen zitten en net als Jasper dan over de vormen (regels en procedures) gaan praten zonder het visie-niveau te zoeken waar het werkelijk om gaat.

Of we doen dit door een pilot uit te voeren en dan de conclusies te ‘implementeren’ of ‘uit te rollen’. Dat is in wezen hetzelfde: het kopiëren van de vorm en die op een organisch geheel drukken zonder dat mensen daarin de kans krijgen de betekenis ervan echt te pakken op visieniveau. Dus zonder vandaaruit de vertaling naar de kenmerken van de specifieke context te maken. En zonder dat medewerkers de kans krijgen het als iets van zichzelf te zien. Het gevolg daarvan is: op papier mooie oplossingen die in de praktijk niet werken. Er worden steeds weer nieuwe vormen geïntroduceerd die steeds weer niet het echte probleem oplossen. Dat kost organisaties trouwens ook ongelooflijk veel geld.

Hoe dan ook, de werkelijke vraag is wat mij betreft: op welke manier kijken we naar mooie voorbeelden, theorieën of modellen – en zo ook die van Verdraaide organisaties. Kopiëren we de vorm of trekken we lering en inspiratie uit de bedoeling en de visie daarachter?

Vertaald naar het hoofdonderwerp van dit artikel:
Zelforganisatie is niet de bedoeling of de visie. Het is de vorm – of liever gezegd een vorm. Zelforganisatie is daarmee het ondersteunende systeem en – zoals dat bij alle ondersteunende systemen gebeurt – draagt dus ook het concept zelforganisatie de valkuil in zich om de werkelijke vraag in slaap te doen sussen…

Herkenbaar?
Dit betekent niet dat de stap naar zelforganiserende teams niet heel ondersteunend zou kunnen zijn – dat kan zeker wel. Er zijn nu eenmaal ook vormen en structuren nodig. Maar inmiddels durven we wel te stellen dat het maar weinig organisaties lukt om echt vanuit de visie achter zelforganisaties te werken. Talloze malen horen we in de organisaties die daar mee bezig zijn: “Zelforganisatie moet een middel blijven en mag geen doel op zich worden!” maar we zien bijna overal dat dat toch juist wel gebeurt. En waarom? Omdat het veel gemakkelijker is houvast te vinden in de vorm dan in de visie. Althans…. zo lang je de visie niet voldoende hebt doorsproken en doorleefd. Daarna wordt het eigenlijk net zo gemakkelijk. Het is wat dat betreft net als fietsen. Als je niet kunt fietsen is fietsen moeilijk en als je wel kunt fietsen is fietsen gemakkelijk. Het begin is even onwennig, maar het is heel handig als je het eenmaal kunt.

Het te veel vast zitten in de vorm herken je vooral aan dogma’s die er – inherent aan de vastigheid van vormen – rondom zelforganiserende teams ontstaan zijn. Ik noem er een paar:

  • Het team accepteert nauwelijks nog interventies van buitenaf onder het motto ‘we zijn toch een zelforganiserend team?’
  • De coaches zijn gericht op het lange termijngroeiproces van het team – zelfs als de dienstverlening echt te ver onder de maat is.
  • De leidinggevende (die er uiteindelijk altijd nog is) voelt zich onthand, want waar is hij of zij nog gelegitimeerd om in te grijpen?
  • De staf voelt zich in de hoek gezet en niet betrokken.
  • In de inrichting blijkt overal weer het ’one size fits all’ principe te zijn toegepast. Dat betekent dat de betere teams en de slechtere teams aan de zelfde spelregels moeten voldoen (en soms ook hetzelfde verandertraject moeten doorlopen in soms zelfs hetzelfde tempo).
  • De leidinggevende laag wordt in één keer weggesneden zonder dat er voldoende alternatief houvast is gecreëerd als een heldere visie, de juiste kaders en benodigde ondersteuning.
    De verandering is vaak nog wel dogma-vrij op gang gezet door met een paar pilot-teams te beginnen, maar daarna is het toch weer ‘uitgerold’ of ‘geïmplementeerd’. Vaak wordt begonnen met de betere teams die heel goed ondersteund worden en de tijd krijgen, terwijl later de teams die volgen – en in de regel wat minder goed zijn en dus juist wat meer tijd en ondersteuning nodig zouden hebben – juist veel minder tijd en ondersteuning krijgen. Dit laat zien dat er niet gekeken wordt naar wat teams nodig hebben, maar vanuit een dogma wordt gestuurd.
  • Veel van de professionals in deze laatste grote groep zullen de omslag toch uiteindelijk vooral zien als een kostenbesparing – ondanks dat heel vaak wordt gezegd dat het dat niet is.